De Brugse Angoravrienden

door Jan Desmet


In Brugge en omstreken waren al voor de stichting van de Koninklijke Angora Kleinveeclub in 1938 goed georganiseerde liefhebbers van neerhofdieren actief, vermoedelijk als lokale afdeling van een of meer landelijke kleinveebonden.

Daarvan getuigen de catalogi van (inter)nationale tentoonstellingen ‘van konijnen, pluimgedierte en fokmateriaal’ in ‘de groote Hallezalen te Brugge’ anno 1929 (zie afbeelding 1) en 1931 in het archief van Mendop vzw.



afbeelding 1


Deze tentoonstellingen waren ingericht door de Brugschen Konijnen- en Hoenderclub onder auspiciën van het Nationaal Verbond van Maatschappijen voor Neerhofdierenteelt van België.

Bladerend door oude jaargangen van het toen toonaangevende tijdschrift Chasse et Pêche blijkt dat zelfs al voor de Eerste Wereldoorlog een Société brugeoise d’Aviculture bestond waarbinnen een aparte ‘section’ Club du Grand Combattant de Bruges actief was. Deze laatste, die zich had gespecialiseerd in het ras van de Brugse Vechter (vandaag een zeldzaam kippenras), had zijn zetel in een lokaal op de Brugse Grote Markt. 

Zij legden de lat kennelijk hoog, want namen tot in Parijs deel aan pluimveetentoonstellingen. Het bericht waaraan deze informatie is ontleend (zie afbeelding 2) verscheen op 23 december 1911 (jg. 30 nr. 13, blz. 283) in Chasse et Pêche



afbeelding 2


Bij gebrek aan authentieke archiefstukken en diepgaand speurwerk is nog niet uitgeklaard in welke sfeer en omstandigheden op 23 april 1938 de Brugse Angoraclub boven de doopvont werd gehouden.

Het gebeurde stellig tussen pot en pint, want in het oudste café van Brugge, de Vlissinghe. In deze nog steeds bestaande kroeg in de Blekerstraat verpoosde kennelijk menig kleinveevriend. Onder hen Hugo Vrielynck (1910-1990), een beroepsjournalist die in 1954-1958 als persattaché bij premier Achiel Van Acker aan de slag ging. Vrielynck (afbeelding 3), een man



afbeelding 3


met vele interesses (toneel, literatuur, zeilsport, imkerij,…) woonde op een paar passen van… Café Vlissinghe en was sinds zijn jeugd een vurig liefhebber van neerhofdieren. In de socialistische krant Vooruit verzorgde hij lange jaren de wekelijkse rubriek ‘Pels en Pluim’ waarvoor hij vanaf 1962 overal bij fokkers van rasdieren op bezoek ging.

Hoewel Vrielynck in 1938 niet onmiddellijk toetrad tot het bestuur van de nieuwe Brugse dierenclub, wordt hij aanzien als hun geestelijke vader en vroegste bezieler. Vrielynck had een boontje voor konijnen. Op zijn veertigste bekende hij: “Mijn ganse leven ben ik nooit zonder ‘langoren’ geweest! Ik ken hun ziel zoals ze zeker ook mijn streken kennen.”

Het Angorakonijn verhief hij tot ‘de prinses van de kleinveestapel’. Hij fokte ze met overgave, onderhield (inter)nationale contacten met geestesgenoten en zette van maart 1949 tot 1952 een eigen Angoratijdschrift in de markt.

Dit maandblad, Veredeling (afbeelding 4), haalde waarschijnlijk nooit meer dan 250 abonnementen en is vermoedelijk opgestart uit wrevel en ontgoocheling na het snelle debâcle (‘gezwabber’) van de Angora Club van België in 1949 (zie andere bijdrage). De ondertitel van Veredeling luidde niet voor niets ‘Gids uitgegeven door de Angorakwekers, voor de Angorakwekers’.



afbeelding 4


Dat de nieuwe Brugse kleindierclub naar het Angorakonijn is vernoemd, mag verwondering wekken, want haar doelstellingen beperkten zich niet tot dit ene konijnenras. De oprichtingsakte uit november 1938 had het in brede zin over het aanmoedigen van ‘de kleinveeteelt’ en ‘het behoud van diverse kleinveerassen voor de toekomst’.

Dat de naam de nadruk op de Angora legde kwam misschien onder impuls van Vrielynck. In welke mate de Brugse Angoraclub uit 1938 dient bekeken als een soort van (ideologische) concurrent van een andere Brugse kleinveevereniging is niet onderzocht.

Deze ‘tweede speler’, de Kleinveebond Brugge oftewel Brugschen Kleinveebond (zie logo’s afbeeldingen 5a en 5b), die voorjaar 1939 – dus één jaar later – zou zijn gesticht (of als afdeling nieuw leven ingeblazen?), overvleugelde al spoedig de Angoraclub, daar zij november 1946 kon uitpakken met een Nationale Tentoonstelling voor Neerhofdieren ‘in de groote zaal der Hallen ter Marktplaats’, mét medewerking van de krant Het Nieuwsblad en het Brugse Stadsbestuur.



afbeelding 5a en 5b


De ‘tafelkeuringen’ en kleinveetentoonstellingen van de Angoraclub kenden een bescheidener verloop in een lokaal van Café Nieuwe Tijger in de Moerstraat (zie afbeelding 6). Mede door de aard van haar naam schaarde de vereniging de kern van haar werking (periode 1940-1968) rond de fok en promotie van het Angorakonijn.

Vrielynck liet de Brugse Angoraclub vermoedelijk steevast mee profiteren van zijn bezigheden rond het Angorakonijn, want beiden visten in dezelfde vijver. Anderzijds blijkt uit het archief van Vrielynck dat hij tijdens de oorlog (in 1942 en 1943) verschillende raskonijnen van eigen kweek (maar geen Angora’s) aan keuringen van de Kleinveebond Brugge liet deelnemen.



afbeelding 6


Wat er ook van zij, de gezamenlijke ‘Brugse Angoravrienden’ soigneerden hun dieren, ondernamen busuitstappen en organiseerden in 1951 en 1952 zelfs Bonte Avonden doorspekt met toneel, revue en kluchtspelen.

In 1954 kwam Vrielynck op de proppen met een nieuw, gestencild Maandblad voor de Angorakwekers (afbeelding 7), dat vermoedelijk moet bezien als het contactblaadje voor de leden



afbeelding 7


van de toenmalige Federatie van Angora Clubs van België (F.A.C.B.), afdeling ‘Groot-Brugge’.

In ieder geval is de geschiedschrijving van de kleinveeteelt in het Brugse nog grotendeels braakliggend terrein. Meer onderzoek kan het vooralsnog troebele beeld verder scherp helpen stellen.

(© Jan Desmet, 4 september 2013)