Uitgeverij Artis-Historia, te vergelijken met de Verkade-albums in Nederland, verzocht Jan Desmet om een boek over ‘alle’ vogels van België. Dat werd door hem uit het hoofd gepraat en afgeslankt tot een serie portretten van soorten die dicht bij de mensen leefden: stadsvogels. De volgende uitverkorenen kregen een verhaal in het boek: fuut, blauwe reiger, wilde eend, torenvalk, waterhoen, meerkoet, kokmeeuw, houtduif, Turkse tortel, gierzwaluw, huiszwaluw, witte kwikstaart, winterkoning, heggenmus, roodborst, zwarte roodstaart, merel, zanglijster, pimpelmees, koolmees, ekster, kauw, spreeuw (foto onder, Johan De Meester) en huismus. In totaal 24 soorten. Op de cover werd na lang argumenteren een doodnormaal wijfje huismus gezet. Jan Desmet had sinds zijn tienerjaren belangstelling voor de invloed van verstedelijking op de levenswijze en de verspreiding van wilde vogels. Met een studie die hij daaromtrent in 1977 maakte werd hij laureaat van de (sinds 1953) jaarlijks uitgereikte Prijs voor Biologie Jacques Kets van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen. Jacques Kets (1785-1865) was in zijn tijd een bekend naturalist en taxidermist en werd de eerste directeur van de Antwerpse Zoo. ‘Stadsvogels’ (en zijn Franse vertaling ‘Les oiseaux des villes’) lag midden augustus
Pers: Kop: ‘Jan Desmet portretteert 24 rasechte stadsvogels’ Het Nieuwsblad, 23 september 1992 Kop: ‘Futen, blauwe reigers, wilde eenden en torenvalken worden stadsbewoners’, interview Gazet van Antwerpen, 26 september 1992 Kop: ‘”Ik ben geen vogelliefhebber”’ interview Krant van West-Vlaanderen, 9 oktober 1992 Kop: ‘”Laat de natuur zelf haar potje koken”’ interview De Morgen, 5 november 1992
|
||||