Iconografie van de eekhoorn


Het oerbeeld van de eekhoorn is in 1521 door de schilder Albrecht Dürer vereeuwigd. Zijn prent toont twee rechtop zittende rode eekhoorns (Sciurus vulgaris); de eekhoorn vooraan in de karakteristieke eethouding, hazelnootje tussen de voorpootjes, pluimstaart op de rug (onder links). Dürer schilderde zo goed als zeker naar levend model, want getemde eekhoorns leefden vaak bij mensen in huis.   

De parmantig aan zijn noten en pitten knagende eekhoorn is tot de menselijke verbeelding blijven spreken (sneeuwansicht boven rechts). Omdat het beestje ook wintervoorraden aanlegde werd het een toonbeeld van ijver en vooruitziendheid.

Een andere eekhoorndeugd, zijn vermetelheid om van wildvreemde lieden voedsel aan te nemen, promoveerde hem tot een toeristische attractie. Sinds de twintigste eeuw zijn miljoenen kiekjes gemaakt van eekhoorns die op vakantiebestemmingen uit de hand komen eten. Orgelpunt vormden de eekhoorns die op de arm sprongen om zich van het lekkers in de handpalm te bedienen. Het bracht wandelaars in extase (“Ici les écureuils viennent manger dans la main,” jubelde een jongedame vanuit het Zwitserse Arosa) en lokale drukkers in vervoering, want de prentbriefkaarten van uit de hand etende ‘Hansi’ (eekhoorns) werden bij karrenvrachten vanuit de Alpen en het Zwarte Woud naar het thuisfront gestuurd (zie ansicht onder: ‘Eichhörnchen an

der Davoser Höhenpromenade’, 1954). Eén ‘Photohaus’ bracht ter afwisseling een kaartje uit (de-uitgestoken-hand-met-eekhoorn droeg in dit geval een leren handschoen) met het gerijm van een volksdichteres:

Im Walde von Bramstedt, da gibt’s was zu schau’n,
da hüpfen die Eichhörnchen von Baum zu Baum,
jagen wie toll sich - aus Rand und Band -
plötzlich sitzen sie dir auf der Hand,
knabbern behaglich Nüsse und Eicheln
und lassen behutsam sich von dir streicheln.

Woensdag 7 maart 2007 viel ook in de Belgische dagbladpers was zu schau’n. Die dag prijkte een piepjonge eekhoorn met een lel van een foto (‘Te vroeg uit het nest gewaaid’) op de frontpagina van de Gazet van Antwerpen. Eekhoorns zijn geen zeldzaamheid tussen het nieuwsaanbod - ‘Vliegtuig landt na eekhoornalarm’ (16 februari 2007) was een van de grappige -, maar om ze als coverstory (op de volle breedte van de bladspiegel) tegen te komen is jaren geduld vereist.

De opname van een uit het nest gewaaid eekhoornjong dankte zijn coverscore zo goed als zeker aan de hype van het moment: de ‘bedreiging’ van het klimaat. De media zijn hierdoor gevoelig en beïnvloedbaar geworden voor dierentekenen die de klimaatverandering lijken te staven, wat in de eerste maanden van 2007 koppen opleverde als ‘Nijlgans al vroeg aan het broeden’ (23 januari, normaal exotengedrag), ‘Vroege vogel’ (27 januari, mereljong), ‘Broedende aalscholvers in het putje van de winter’ (5 februari, niks wereldschokkend), ‘Koolmees komt twee maanden te vroeg uit ei’ (2 maart, net als de merel gaat een enkele ‘stadsmees’ of ‘stadsfuut’ wel vaker extra vroeg aan de leg), ‘Vis vlucht naar het noorden’ (3 maart, vis in Noordzee, wegens gestegen watertemperatuur), ‘Zachte winter dodelijk voor jonge dieren’ (12 maart) en ‘Opwarming jaagt zangvogels de tuin uit’ (27 maart, loze conclusie op basis van recentste tuinvogeltellingen). Zelfs op de geboorte van lammetjes op 11 januari etste een krant de voortekenen van een warmer klimaat. Een lezer vond dat de maat vol was en gaf de redactie een beknopte schapencursus: “Het feit dat de lammetjes ‘vroeg geboren worden’ heeft niets te maken met de opwarming van de aarde of de hoge temperaturen. Het hangt samen met het tijdstip waarop dat schaap wordt gedekt, dus wanneer de boer de ram bij de schapen doet. De draagtijd van een schaap is 21 weken (ongeveer vijf maanden). Dus laten we de mensen geen onzin verkopen…”.

Ook de eekhoorntjes die begin maart te Heusden in Limburg uit het nest waren gewaaid werden als ‘vroeggeboortes’ tot klimaatnieuws omgesmeed (‘Fles voor vroege eekhoorntjes’). Daartoe

volstond het woord van de asielhoudster (‘Verzorgster brengt drie weken oud eekhoorntje groot’) die begin maart nog ‘nooit eerder’ jonge eekhoorntjes had binnengekregen: “Voor mij een zoveelste symptoom van de opwarming van ons klimaat.”

Het weer in de tweede winterhelft bepaalt inderdaad of overwinterende dwergvleermuizen en egels hun nest vroeger of later verlaten. Bij zachte temperaturen in januari en februari gaan de padden ietsje vroeger op stap, krijgen sommige tuinvogels, blauwe reigers of kieviten sneller zin om hun eerste ei prijs te geven. Maar voor hetzelfde geld zaait een pittig vorstmoment in maart dood en verderf onder de dieren die de lentekolder voorbarig in de kop kregen. Ter herinnering ‘Honderden kieviten slachtoffer van late winterprik’ uit de krant van 10 maart 2005.

Begin maart zijn jonge (in het nest gekoesterde) rode eekhoorntjes geen zeldzaamheid. De Nederlandse zoogdierkenners IJsseling en Scheygrond maakten in 1942 gewag van twee worpen: “in ’t voorjaar, soms al in januari of februari, en in de zomer.” De atlas van de ‘Zoogdieren in Vlaanderen’ (2003) situeert bij de rode eekhoorn ‘2 duidelijke voortplantingspieken, in januari en in mei-juni’: “Na een draagtijd van 36-42 dagen (dus vanaf begin februari) worden 2-6 jongen geboren.”

Ervaren medewerksters van de Stichting Eekhoornopvang (°1992) (www.eekhoornopvang.nl) getuigden op 5 april 2005 in De Telegraaf: “Volwassen eekhoornvrouwen werpen in februari, maart en juli. Jonge vrouwtjes midden in het jaar.”

De Vlaamse eekhoornspecialist Luc Wauters liet mij uit Italië weten: “Er is niks abnormaals aan de gang. De “lente-worpen” worden in normale jaren (goed voedselaanbod vorige herfst en geen extreem harde winter) geboren rond 1-15 maart, in loofbossen soms ook wat vroeger (laatste week februari). Dus jongen met gesloten ogen (zeker < 3 weken) rond 7 maart kan best.” Waar het in Europa langer kouder is, zoals in de hellingbossen in de Alpen, worden de meeste eekhoorntjes pas in mei geboren en beperken de wijfjes zich tot één worp. Meer informatie over eekhoornonderzoek is te vinden op www.squirrelweb.co.uk.

Dierenopvangcentra kregen het grootbrengen van jonge eekhoorntjes eind vorig eeuw onder de knie. In 2004 verzorgde de Nederlandse Stichting Eekhoornopvang 234 zieke, gewonde of (te) jonge eekhoorntjes. Zo’n 100 vrijwilligers halen de diertjes voor ze op. Bij oproepen voor jonge eekhoorntjes is meestal het nest uitgewaaid, de moeder overleden, de nestboom omgehakt of de diertjes zijn door een woest eekhoornmannetje uit het nest geworpen.

Het gewicht van naakt en blind geboren eekhoorntjes schommelt rond de 10 gram . In hun tweede levensweek verschijnt hun eerste nesthaar. Als ze 28 tot 32 dagen oud zijn gaan hun oogjes open. Na iets meer dan een maand breken hun bovenste snijtanden door.

Gevonden baby eekhoorntjes gaan eerst in de couveuse, de grotere onder een warme lamp. Het voeden is erg arbeidsintensief. Via een spuitje met daarop een minuscuul speentje krijgen ze iedere drie uur een paar milliliter extreem vette melk van ‘een speciaal voor hen bereid recept’ - daar kan pruimensap in zitten, of geitenmelk - , een eekhoorndelicatesse die vaak uit Amerika wordt ingevoerd.

Het is een voor iedereen vertederend gezicht om verweesde eekhoorntjes aan hun pipetjes te zien smakken. De foto’s van dit tafereel lijken op weg een nieuw iconografisch beeld van de eekhoorn te worden. Zeker wanneer kranten (zie voorbeelden) en andere nieuwsmedia ze vaker onder de aandacht brengen. De zuigeling op de cover van de Gazet van Antwerpen kreeg binnen de kortste keren een item in een landelijk tv-journaal.

De aan papflesjes zuigende eekhoornjongen staan in schril contrast met nog een icoon dat van eekhoorns gemeengoed werd: de opgezette eekhoorn. De papfleseekhoorn symboliseert dierenliefde, bezorgdheid voor de natuur, de opgezette eekhoorn was een uitvloeisel van eekhoornhaat. Rode eekhoorns zijn nu bijna overal wettelijk beschermd, maar tot een halve eeuw geleden zijn ze bij duizendtallen gedood omdat men ze aanwreef smerige eierdieven te zijn. De kop ‘Eekhoorns vormen plaag’ verscheen nog in 1990.

Van hun dode lijfjes stroopte men de pels af (voor in de bonthandel) of fabriceerden taxidermisten opgezette, niet zelden gedrochtelijke eekhoorndubbelgangers, voorzien van afgezaagde tak en obligate pijnappel. Als sierobject bleven ze decennia in de mode. Meubelzaken verkochten tot twintig jaar geleden (zie illustratie) opgezette pluimstaarten voor een kleine veertig euro ‘t stuk. Onnoemelijk veel eekhoorns voleindigden zo hun leven op sierschouwen, op wandkasten en televisietoestellen. In even groot getal zijn zij na x aantal dienstjaren weggegooid of op rommelmarkten tentoon gezet.  


Eén eekhoorn, vier beeldiconen: ‘nature’ (nootje etend), ‘dans la main’ (uit de hand etend), ‘empaillé’ (stokstijf opgezet) en als nieuwste ‘au biberon’ (aan de papfles).

Eekhoorns kijken in de toekomst’, berichtten de internationale media begin 2007 op basis van onderzoek van Luc Wauters en diens collega’s (Science 22 december 2006). De diertjes zouden al vroeg in de lente aan hun voedselbomen kunnen zien of ze veel of weinig noten gaan dragen. Of eekhoorns ook het klimaat van de toekomst zien aankomen kunnen we hen helaas niet vragen. Maar de kans dat het nieuwste icoon een eekhoorn wordt die zwetend en puffend zijn voorhoofdje afveegt, lijkt weinig waarschijnlijk.

 

(© Jan Desmet, 30 maart 2007)


naar boven

home site Jan Desmet