Herfsttrek 2007: pimpelgekte en kramsvogelweelde

Monsterfiles, ‘Tienermoord om pen’,  Jan Wolkers overleden, een regering die niet op de been geraakte, Ajax uitgeschakeld, niks of niemand bracht de herfst van zijn stuk. Eind november lagen de bladeren op de grond en zaten de vogels die hun zomerland ontruimden in vorstvrij(er) gebied.

Graaf Visart keek wat er zich tussen 22 september en 24 november 2007 aan de hemel afspeelde en maakte de eindbalans: rond de 83.000 trekvogels (inclusief alle niet gedetermineerde trekkers) overvlogen een stadslandschap waarvan we in de breedte zo’n twee kilometer in de gaten hielden. 83.000: veel of weinig? Het was in ieder geval een respectabel cijfer voor een telpost die gedurende ruim 170 teluren over een panorama van pannendaken uitkeek. Die zoals alle waarnemingsposten enkel een deel van de dagtrek meepikte. Wat er ’s nachts overvloog bleef een raadsel. Ook tienduizenden? 

De spreeuw won bij Graaf Visart met vlag en wimpel. Herfst 2007 telden alle posten in België en Nederland er meer dan 4,4 miljoen. Visart nam er een bescheiden 26.000 van voor zijn rekening. Veel van deze passerende spreeuwen hielden een WZW-koers aan, waardoor ze eerder vroeg dan laat de kustlijn bereikten en hun migratie op de grens van land en zee richting Frankrijk verder zetten. Door dit stuwpatroon noteerde men te Zeebrugge (telpost Fonteintjes) in oktober 2007 ruim 41.000 spreeuwen, tegenover een goeie 19.000 ex. voor het 13 kilometer landinwaarts gelegen Graaf Visart (Brugge). Toch hadden we het verschil groter verwacht.

Ook bij de vink voorzagen we een hemelsbrede kloof in doortrekvolume tussen de kust en Brugge. Voor oktober 2007 bleek die kloof alvast minder diep dan gedacht, met in de Zeebrugse Fonteintjes 18.439 vinken en in het Brugse Graaf Visart 6664 exemplaren (+ 1325 vink spec.). De piekdag in de Fonteintjes lag op 14 oktober met 6489 vinken, die van Visart viel op 20 oktober met 1018 vinken. Op 31 oktober noteerden beide posten vergelijkbare goede cijfers: zo’n 5000 vinken voor de Fonteintjes en zo’n 1000 (+ 137 vink spec.) voor Graaf Visart. De Fonteintjes zijn in iedere geval tot steviger vinkengeweld in staat, ter illustratie de dagrecords die op 25 oktober 2006 (19.372 vinken) en 27 oktober 2005 (15.258 ex.) op de tabellen belandden.  

Najaar 2007 traden de ‘specialiteiten’ van telpost Graaf Visart op de voorgrond. De veldleeuwerik presteerde in vergelijking met andere posten onverhoopt goed: plus 6200 oftewel 1,8 procent van de 337.000 veldleeuweriken die najaar 2007 door de trektellers in Nederland en België werden waargenomen. Graaf Visart beleefde topdagen op 14 oktober (1909 veldleeuweriken) en 20 oktober 2007 (2334 veldleeuweriken Z). Dergelijke piekaantallen zijn zelfs in de Fonteintjes nooit waargenomen. Daar schommelden de dagmaxima de voorbije jaren rond de 1500 ex. (op 27 oktober 2005 en 25 oktober 2006).


Veldleeuwerik

Mogelijk komt dit door het keurig op het zuiden gerichte vliegpatroon van de groepjes veldleeuwerik die we bij Graaf Visart zagen doorkomen, waardoor de kans op stuwing langs de kustlijn minder groot is.

Een bijzondere plaats veroverden de koperwieken/lijsters spec. met bijna 16.000 exemplaren en de kramsvogels met ruim 10.000 afgevaardigden. Najaar 2007 vlogen over de telposten van de Lage Landen een slordige 310.000 kramsvogels. Graaf Visart tekende voor zo’n 3,2 procent van dit kramsvogeltotaal. Daardoor is de kramsvogel een van de markantste doortrekkers van Graaf Visart. De soort broedt overtalrijk in Scandinavië. De Europese broedpopulatie situeert zich rond de 6 miljoen paren. Frankrijk is een belangrijk winterkwartier voor kramsvogels uit Zuid-Scandinavië. ‘Krammen’ die België overvliegen leggen in de regel nog maar een paar honderd kilometer af voor ze op hun zuidelijkste winterstek aanbelanden. Toptrek van kramsvogels is een festijn om te zien. De vogels vliegen in compacte groepen of in vlakke ‘kokosmatten’. Tijdens de piek op 18 oktober ging het om vaak ferme zwermen van 100 à 250 exemplaren met records van 275 (09:06), 350 (11:25) en 260 stuks (12:36).

Reeds november 2006 was ons op Visart de drukte van kramsvogels opgevallen, met pieken van 5018 (2 november 2006, 07:45-14:50), 705 (3 november 2006, 07:30-12:45), 736 (9 november 2006, 07:35-14:35) en 953 exemplaren (10 november 2006, 07:35-14.05), oftewel een cijfer flink boven de 7000 kramsvogels. Toen al was duidelijk dat langs de zeereep tussen Zeebrugge en Blankenberge (trektelpost Fonteintjes) amper kramsvogels doorkwamen, want op 2, 3 en 10 november belandden aldaar in totaal slechts 18 ‘krammen’ in de tabellen, tegenover ruim 6600 voor Visart. Toeval?

Herfst  2007 kon dé piekdag voor kramsvogels op Visart (6777 op 18 oktober, 08:25-18:05) niet worden vergeleken doordat de Zeebrugse telpost in de Fonteintjes onbemand bleef. De dag erna konden de verschillen wél afgetoetst. Toen zag Visart 946 en de Fonteintjes… 2 kramsvogels. Voor heel de maand oktober 2007 stond de teller voor Visart op 9241 (na 112 teluren) en voor de Fonteintjes op 141 kramsvogels (na 101 teluren). Dit kon geen toeval zijn.

Om een nog onopgehelderde reden passeert over Brugge een goed bezette trekbaan van kramsvogels. Deze fors geschapen lijsters houden tijdens hun passage steevast een zuidelijke koers aan. Waarschijnlijk speelt de ligging van de Westerschelde, en met name de locatie waar deze vogels de brede Scheldemonding oversteken, een hoofdrol. Op 13 oktober 2007 vlogen ter hoogte van Vlissingen (telpost De Nolle) ruim 63.640 koperwieken (overwegend tussen 09:15 en 12:30, de bulk tussen 10:00 en 11:00), 1880 zanglijsters én 3202 kramsvogels de Westerschelde ‘op flinke hoogte’ naar Zeeuws-Vlaanderen over. Samen bijna 69.000 lijsterachtigen. Waar al die vogels naar toe zijn gegaan, mag Joost weten, want op Graaf Visart, in rechte lijn zo’n 33 kilometer ten zuidwesten van Vlissingen, kon van deze stoottroepen maar een goeie 900 exemplaren  - koperwiek/lijster spec. - en een schamele 73 kramsvogels worden ‘onderschept’ (doorkomst vooral na 11:00). Aan de kust (Fonteintjes) zag men die dag zelfs niet één koperwiek en maar 1 kramsvogel! Zulke immense verschillen voor telposten die binnen een straal van zo’n 40 kilometer zijn gelegen geeft aan hoe eigenzinnig de vogeltrek kan verlopen. Mogelijk hield het gros van de koperwieken een zuidoostelijke koers aan waardoor ze vanaf de omgeving van Breskens allemaal ongezien ten oosten van Brugge zijn doorgekomen.


De Zeeuwse Delta is van invloed op de vogeltrek in NW-Vlaanderen

Een prachtig voorbeeld van trekdrift en grilligheid deed zich op 25 oktober 2006 voor. Miljoenen koperwieken vlogen toen vanuit Noorwegen de Noordzee over. De radars raakten volledig ‘verzadigd met vogelecho’s’. De koperwieken bereikten de Nederlandse Wadden en Groningen omstreeks 08:00 en drongen à rato van 50- 60 kilometer per uur dieper naar het zuiden door. Tussen 12:00 en 14:30 uur passeerde de hoofdmacht de lijn Rotterdam-Nijmegen. Aan de Belgische kust (telpost Fonteintjes) begon het koperwiekenfestijn pas vanaf ongeveer 14:00. De vogels kwamen duidelijk uit zee en lieten zich door de in zee uitstekende strekdammen van de Zeebrugse voorhaven naar het hinterland leiden. Het ging om forse troepen die samen zo’n 4000 vogels vertegenwoordigden. Helaas telden wij die dag niet op Visart.

Een fraaie lijstertrekdag in 2007 werd 19 oktober. Toen waren zowel De Nolle bij Vlissingen, de Fonteintjes te Zeebrugge als Graaf Visart in Brugge met tellers bemand. De Nolle meldde voor de ochtenduren een ruwe schatting van 10.000 kramsvogels en 35.000 koperwieken. De Fonteintjes hielden het bij hoop en al 500 lijsters spec. en 2 kramsvogels. Graaf Visart scoorde toen rond de 2500 koperwieken/lijsters spec. en bijna 950 kramsvogels. Jammer genoeg waren de dag ervoor, op 18 oktober 2007, toen Graaf Visart een ware lijstervloed beleefde (alles samen ruim 14.000 ex. waaronder 6777 kramsvogels - piek tussen 11:00 en 13:00 met 3212 ex.!-  en vele duizenden koperwieken) geen tellers op De Nolle (Vlissingen) en de Fonteintjes (Zeebrugge) present. Mogelijk staken die 18e oktober enkele honderdduizenden kramsvogels en koperwieken de Westerschelde richting Vlaanderen en Frankrijk over.

Het lijkt aannemelijk dat de omgeving van Vlissingen niet de enige plek is waar kramsvogels of veldleeuweriken in een soort van corridor de Westerschelde durven oversteken, maar hoe dit de doorstroming langs Brugge en Zeebrugge precies beïnvloedt vraagt een grondiger ontleding van alle tot op heden verzamelde gegevens. Overigens komen trekvogels die tijdens de herfst de Nederlandse kust volgen in de Zeeuwse Delta beduidend meer waterhindernissen tegen, zeegaten zoals de Oosterschelde die het koersverloop van hun trek telkens kunnen verleggen.

De herfst van 2007 zal onder meer worden herinnerd om zijn pimpelmezen. Graaf Visart in Brugge zag ruim 1200 pimpels nu eens zuid dan weer noord voorbij komen. De eerste echt grote aantallen voor de Benelux verschenen langs de kustlijn. Op 14 oktober noteerden de Fonteintjes ruim 900 pimpels (vooral vanaf 11:00) die in groepjes van vele tientallen overvlogen. De twee volgende dagen (de 15e en 16e oktober) werden te Zeebrugge nogmaals ruim 550 pimpels geteld. Breskens en Vlissingen (De Nolle) scoorden op 15 oktober respectievelijk 933 (passeerden in westelijke richting) en 813 pimpels en gewaagden van unieke dagrecords. Op 14 en 15 oktober konden in de duinen van Castricum (boven IJmuiden) uit mogelijk honderden doorstromende mezen respectievelijk 145 en 80 pimpels worden gevangen en geringd. 

Visart merkte de pimpelgekte vanaf 15 en 16 oktober (resp. 227 en 246 ex. Z). Na een paar zwakkere dagen leken de mezen opeens op hun stappen terug te keren. Op 20, 21 en 22 oktober zetten in de Fonteintjes ruim 1000 ex. weer koers naar het noorden. Bij Vlissingen zag men er op 20 oktober echter 621 Z de Schelde oversteken en Breskens noteerde op 22 oktober zo’n 4700 mezen Z waaronder 2668 pimpels! Graaf Visart zag vooral op 21 en 22 oktober een flink aantal pimpels (samen 201 ex.) naar het noorden terugvliegen. Daarop volgden twee dagen waarbij het zuiden weer de voorkeur genoot (52 ex. op 3 + 4 november), maar op 5 november schoten ze het bij Visart opeens alle kanten uit (49 Z en 85 N). De dag erna, op 6 november, veroverde het noorden opnieuw de bovenhand (3 Z en 36 N). Ook op latere trekdagen verliep de volksverhuizing van de pimpels chaotisch, zoals 16 exemplaren Z en 12 N op 15 november.

Alles samen werden op de telposten in Nederland en België bijna 50.000 pimpelmezen waargenomen zodat terecht van een fors invasiejaar kon worden gesproken. Vangsten van geringde vogels uit onder meer de Baltische landen, Polen en Rusland gaven aan uit welke Oost-Europese streken deze lichtgewichtvogeltjes – ze wegen maar 11 gram kwamen aanwaaien. In Falsterbo (Zuid-Zweden) zag men er bijna 32.000 de Oostzee oversteken. Het beste pimpeljaar voor Falsterbo (sinds 2000) was echter 2003 met ruim 82.000 ex., een najaar dat ook in de Lage Landen als een rijk pimpelseizoen de annalen haalde.

De pimpels waren niet de enige mezen die aan de herfsttrek van 2007 een kleurtje gaven. De zwarte mees, een bewoner van naaldhout, bracht zijn totaal voor Visart op een 120-tal (max. 32 op 8 oktober). Zeebrugge haalde zijn beste zwarte mezendagen op 4 en 5 oktober (zo’n 150 waarvan een portie N) en 22 oktober (258 N). Vrij verbluffend waren de dagcijfers voor De Nolle bij Vlissingen op 20 oktober (1560 zwarte mezen Z) en de 518 Z te Breskens op 22 oktober. In de Lage Landen zouden alles bij elkaar zo’n 14.000 zwarte mezen de trektelposten aandoen. De koolmees bracht zijn totaal op een kleine 17.000, waarvan geen 100 voor Visart (waar nooit van groepstrek – toch niet door het luchtruim – sprake was). Te Breskens klokte men 22 oktober 2007 op 1515 koolmezen af.

Ook de sijs (bijna 1100 voor Visart, max. 86 op 23 oktober) beleefde herfst 2007 een heuglijk trekseizoen, met een totaal van ongeveer 113.000 voor de Lage Landen. Vooral aan de kust trad stuwing op, met op 22 oktober 895 sijzen ZW te Breskens maar 1276 sijzen NO te Zeebrugge (Fonteintjes) en een dag later (23 oktober) hetzelfde fenomeen: 316 sijzen ZW te Breskens en 1714 sijsjes NO over de duinen in de Fonteintjes. In welke mate lokale omstandigheden deze omkeertrek te Zeebrugge mogelijk beïnvloedden valt moeilijk te zeggen. De toen overheersende wind uit oostelijke richting zal zeker een rol hebben gespeeld. Met een zuidwestenwind op 1 november vlogen de 1084 sijzen boven de Fonteintjes allemaal keurig naar het zuiden.

Een verrassing van formaat waren de 1405 boerenzwaluwen die op 4 oktober 2007 langs Graaf Visart flaneerden. Het begon rond 14:10 uur boven de westrand van de stad toen een opklaring de temperatuur opeens een paar graden de hoogte injoeg en een lanterfantende troep van ongeveer 390 ‘boertjes’ in beeld verscheen. Door de telescoop konden ze verbazend makkelijk geteld. Hierop volgde zo’n drie kwartier lang groep na groep met als hekkensluiters 180 exemplaren om 15:00 uur. De zwaluwen leken redelijk ‘ontspannen’, volgden min of meer het WZW-tracé van de vaart naar Oostende en schoten regelmatig naar boven of naar onder om insecten te vangen.

Buiten de broedtijd vormen boerenzwaluwen vaak grote verzamelingen (op Afrikaanse slaapplaatsen treft men er soms een half miljoen en meer) maar tijdens de trek in West-Europa krijgt men massieve vluchten bijna alleen op piekdagen in de lente te zien. Diezelfde 4e oktober 2007 zag een Duitse telpost in Hamburg er eveneens nog 561 en daags nadien had een Nederlandse telpost er nog een paar honderd, daarna was het gros van de boerenzwaluwen uit de Lage Landen verdwenen. De kans dat Graaf Visart in oktober nog zo’n zwaluwfeest zal mogen beleven is uiterst klein.

De roofvogels hielden een bescheiden defilé. Telpost Graaf Visart zag najaar 2007 45 sperwers, 42 buizerds, 2 bruine kiekendieven, 2 smellekens, 1 blauwe kiek, 1 wouw spec., 1 slechtvalk en 1 torenvalk doorkomen. Het blijft een lastig karwei om in te schatten of  boven de bebouwing schroevende dagroofvogels vogels van ter plaatse zijn of tot het gild der trekkers behoren. Zeker is dat men noch bij de sperwers noch bij de buizerds gauw tot ‘trek’ moet besluiten. Dat sperwers tot de stadsfauna zijn toegetreden, is sinds 1990 overtuigend bewezen, maar ook van de (lokale) buizerds moesten wij na ruim 170 teluren besluiten dat ze allerminst voor uitstapjes boven de bebouwde kom terugschrokken, er zelfs prooi durfden te slaan zo ze daar de kans toe zagen. Van de 2 à 3 slechtvalken die herfst 2007 op de torens in de Brugse binnenstad pleisterden kregen we regelmatig pendelvluchten van en naar de polder te zien. Echter, op 12 november jakkerde een slechtvalk van N naar Z. Tijdens zijn snelle passage vertoonde hij geen enkele band met de omgeving, waardoor hij als trekvogel op de lijst belandde.

Soorten waarvan de trekroutes dieper landinwaarts lopen, zoals grauwe ganzen, houtduiven en kraanvogels, lieten zich ook boven Graaf Visart weinig of niet zien. Bovendien maakte de nabije houtduivenslaapplaats (te Bloemendale, Sint-Andries) het erg lastig om trek van voedselvluchten te onderscheiden. Net als vorig jaar vlogen deze houtduiven vaak in grote groepen over de binnenstad of buitenwijken naar eetadressen in de polders of de zandstreek.

Sommige kleine zangvogels werden erg weinig (met zekerheid) gezien of gehoord, mede door de aard van de telpost. De gorzen bleven beperkt tot één rietgors, bij de piepers kwamen wij niet verder dan graspiepers. Eén boompieper haalde net geen 100 procent, net als enkele groepjes boomleeuwerik. Appelvink of kruisbek zijn nooit gehoord of gezien.

Het nut van een vrije zondag werd mooi aangetoond op 4 november 2007. Zeer veel telposten waren bemand en honderden vogelaars liepen los te velde. Daardoor raakte de etappevlucht van zo’n 8000 kleine rietganzen vanuit ZW-Friesland naar de West-Vlaamse Oostkust tot in detail gedocumenteerd. De ganzen moeten ’s ochtends vroeg zijn vertrokken en werden eerst te Diemen bij Amsterdam opgemerkt. Na 09:00 passeerden ze een telpost bij Katwijk en kort daarna ook Den Haag. Op Walcheren, te Westkapelle en bij Vlissingen (tussen 10:15 en 11:15), staken ze in een breed front de Scheldemonding over. Rond 10:00 en 11:30 maakte hun doortocht indruk boven het Zwin te Knokke. Tussen 10:45 en 11:30 streken zo’n 7000 kleine rietganzen, na een solovlucht van 300 kilometer neer op hun finale eindbestemming, hun winterkwartieren in de Uitkerkse Polder bij Blankenberge. Op Graaf Visart kregen wij daar maar één klein groepje van te zien doordat hun intocht zich langs de kustlijn afspeelde. Wel was er die dag ook matige instroom van kolganzen uit het oosten, ganzen die op 100 à 200 meter de binnenstad overvlogen en bij de aanblik van de kustvlakte uit opgewondenheid leken te gakken.

Graaf Visart toonde najaar 2007 aan dat trekvogels tellen boven een stadsdeel geen saaie bezigheid hoeft te zijn. Tienduizenden trekkers verdeeld over ruim 70 soorten (zie hier), de telpost bewees zijn nut. Vaak werden boven deze buitenwijk van Brugge méér trekvogels gezien dan boven de Kalmthoutse Heide, een van de grootste natuurreservaten in Vlaanderen... Dat zegt niks over Brugge en niks over de hei maar alles over het bijzondere van vogeltrek.

(© Jan Desmet)

naar boven

terug naar trek

home site Jan Desmet