De baiji van de Yangtze


Het Jaar van de Dolfijn 2007 (www.jaarvandedolfijn.org) - een initiatief van de Verenigde Naties - kreeg zijn eerste rake tik nog voor het goed en wel van start ging. De media berichtten midden december 2006 dat voor de baiji (Lipotes vexillifer), een zoetwaterdolfijn die enkel in de Chinese Yangtze rivier gedijde, het doek was gevallen.

Een expeditie vaarde in twee boten met aan boord een internationaal gezelschap van dertig wetenschappers de rivier op en af. Van de monding tot aan de beruchte Drieklovendam en weer terug. 3500 lange kilometers. Met verrekijkers en telescopen hoopten ze zes weken lang om aan het wateroppervlak een glimp van de bedreigde Chinese vlagdolfijn/baiji op te vangen. Tevergeefs.

Weer aan wal verspreidden ze de mare dat de Chinese vlagdolfijn ‘functionally extinct’ was.

De details van hoe de soort ten onder is gegaan kan ik u besparen, ze staan uitgebreid beschreven op www.wikipedia.org. en op de speciale website die voor de soort was gemaakt (www.baiji.org).

Directe oorzaken van het heengaan van deze zeldzame dolfijn waren de vertimmering van het rivierhabitat, illegale visserij (tientallen baiji verstikten in netten of stierven door elektrische visvangst) en aanvaringen met vaartuigen. Op den duur stierven de dieren aan een hoger tempo dan ze voor nageslacht konden zorgen.

Rond 1980 inventariseerde men er een schrale 400. Professor Wang, de grootste kenner van de soort zag in 1999 zijn laatste wilde baiji. Na september 2004 werden geen levende exemplaren meer gesignaleerd. Dat was minder dan honderd jaar nadat de soort (in 1918) bij westerse wetenschappers bekend raakte.

De vergeefse expeditie eind 2006 bevestigde het bange voorgevoel: de soort is zeer waarschijnlijk uitgestorven. Of zoals De Telegraaf  van 14 december 2006 concludeerde: ‘Einde voor dolfijn’. De Standaard drukte op 4 januari 2007 nog wat hoop uit: ‘Gezocht’.

De (oude) foto’s die in de pers opdoken toonden vermoedelijk dolfijn Qiqi, een mannelijke baiji die langdurig in gevangenschap overleefde. Het beest was in 1980 met verwondingen opgevangen en stierf juli 2002. Pogingen om andere exemplaren te vangen en met de soort, zoals bij de reuzenpanda, een fokcentrum op te zetten, liepen met een sisser af. Chinese wetenschappers besprongen daarom in 2000 een nieuwe reddingsboei - ‘China gaat zeldzame dolfijn klonen’ - maar ook deze hoop lijkt verzwonden.

De kans dat zich ooit nog een bericht als ‘Zeldzame Baiji-rivierdolfijn ontdekt’ (1996) aan het nieuws zal opdringen (toen via de overgelukkige leden van ‘een Britse natuurvereniging’), moet bijna onbestaande worden geacht.

Rivierdolfijnen zijn geen Bekende Dolfijnen. Hun flipperende confraters van zeeën en oceanen genieten beduidend meer roem. Er leven nu nog aparte, nauw aan elkaar verwante (strikte) rivierdolfijnen in de Ganges (India), de Indus (Pakistan) en in de Amazone en Orinoco (Brazilië en buurlanden). Het zijn zoogdieren met roots in vervlogen tropische zeeën die evolutionair miljoenen jaren ouder - dus ‘primitiever’ -  zijn dan de succesvolle zeedolfijnen. Ze ogen bleek van huid, hebben een gezwollen voorhoofd (omdat hun ‘besturingsysteem’ daar zit), spitse snuit en kunnen amper zien.

Dat het met de Chinese baiji slecht ging aflopen was door kenners voorspeld maar de doorsnee burger werd enkel voor het lot van de populairdere Chinese reuzenpanda opgewarmd. In ‘Moeder Natuur naakt!’ uit 1994 bracht ik dit dilemma op blz.133-134 ter sprake. Na een overzicht van de inspanningen die men zich voor de panda getroostte, kwam de bedenking: “Intussen ziet men ook in China de politiek van twee maten en twee gewichten. In hetzelfde jaar waarin de reuzenpanda nieuwe reservaten kreeg, keurde China de bouw van een gigantische stuwdam in de Gele Rivier goed. Deze barrage zal vrijwel zeker de doodsteek betekenen voor enkele extreem bedreigde diersoorten waaronder de baiji of Yangtze rivierdolfijn. ‘Its survival far in the next century is unlikely’, schrijven Michael Donoghue en Annie Wheeler in hun met onthutsende cijfers gedocumenteerde boek Save the Dolphins uit 1990. Supporters van Kerst Aqua Shows met lasers en keiharde muziek in dolfinaria moeten dat boek maar eens lezen, ik was er minutenlang ontsteld van.”

De Drieklovendam was maar één van de dominostenen die de dolfijn noodlottig werd. Allicht schoot men voor het redden van de baiji te laat in actie. ‘Reservaat voor witte dolfijn’ uit het Algemeen Dagblad van 10 april 2006 wees pijnlijk in die richting. De soort zat de voorbije kwarteeuw reeds onder een kritische drempel en viel daar niet meer uit weg te laveren.  

Nu de baiji allicht tot de uitgestorvenen is toegetreden, mogen we in inkt noteren dat dit een van de eerste, zoniet de allereerste van de walvisachtigen (circa 77 soorten) is die de voorbije 500 jaar de planeet is ontvallen. De vrees bestaat dat dit binnen hier en vijftig jaar niet de laatste zal zijn.

Alle resterende Aziatische rivierdolfijnen staan in het rood. De Indus rivierdolfijn (Platanista minor) bengelt aan een dun koordje; amper een goeie duizend resten. Van de Ganges rivierdolfijn (Platanista gangetica) zijn er waarschijnlijk geen 4000 over. Beide dieren lijken sterk op elkaar waardoor sommigen oordelen dat het taxonomisch om één soort gaat; zij het met sinds vele eeuwen geografisch gescheiden populaties.

Hoe men ze ook indeelt, het gaat in beide machtige rivieren om kwakkelende dieren. Zet ze spreekwoordelijk op Club Brugge en ze vullen amper de hoofdtribune. De Indus telt nog maar drie stroken waar zij de komende decennia zouden kunnen overleven. De Morgen kopte reeds op 9 januari 2003 over zijn tegenvoeter: ‘Gangesdolfijn sterft uit’. Stuwdammen, allerhande waterwerken, verontreiniging, drukker vaarverkeer en de schaduwzijden van de visserij (verdrinking, overbevissing) stellen hun voortbestaan op de proef. De kans dat deze dolfijnen in de onmiddellijke toekomst weer aan expansie toekomen is gering. Hun naakte lijfsbehoud staat urgent voorop.

De natuur zit vol souplesse en veerkracht maar de baiji leert dat niet alle wilde dieren de verliezen kunnen blijven opstapelen, en dat niet alle bedreigde dieren goed in gevangenschap zijn te fokken. Te land en te water, er gaan nog tikken worden uitgedeeld. Ook op onze eigen vingers.


(© Jan Desmet, 9 januari 2007)