Jaartal: 1990

Slappe kaft, 12,5 x 20 cm , geïllustreerd

Bladzijden: 72

Uitgeverij Epo


boek in de pers

lees fragment


Klein Belgisch Bestiarium

Het ‘Klein Belgisch Bestiarium’ bundelde 25 columns waarin Jan Desmet zich verbaasde over hoe de Belgische mens met dieren omsprong.  Het bij Epo verschenen boekje (www.epo.be ) boekje incorporeerde rariteiten als:

  • Het varken van Wingene
  • De vink van Elisabeth
  • De eekhoorn van Zoniën
  • De meeuw van de OVAM
  • De muskusrat van de RVA
  • De roek van Scherpenheuvel
  • De koperwiek van de BRT
  • De reiger van Antwerpen
  • De veenmol van Gezelle
  • De kampioenvis van België
  • De otter van de Ourthe
  • De rat van Zaffelare
  • De bruinvis van Wenduine
  • De kat van Ieper
  • De voshaai van Gent
  • De bunzing van Lavacherie
  • De mus van Hoogstraten
  • De Neanderthaler van Spy
  • De worm van Gaston
  • De paling van Mariekerke
  • De coloradokever van Furnaux
  • De druivenkoningin van Overijse
  • De garnaal van Oostduinkerke
  • De poon van de N.D.A.L.T.P.
  • De wesp van Vlaanderen

Het populaire BRT Radio 1 programma Het Vermoeden met Betty Mellaerts bewerkte de bundel najaar 1991 tot een vaste voorleesrubriek die vanaf 6 september wekelijks op antenne ging.


Pers:

“Het zijn satirische cursiefjes waarin de auteur met zijn scherpe pen en zijn onmiskenbaar gevoel voor humor de dieren als voorwendsel hanteert om zijn medemensen op de korrel te nemen.”  Het Laatste Nieuws, 16 december 1990

Met  “Cijfers die elk beschaafd mens doen duizelen.”  De Nieuwe Gazet, 30 november 1990

“Het is nog niet bekend of Jan D. ten tijde van het uitkomen van dit werkje tijdelijk zal onderduiken.”  Grasduinen, december 1990

Kop: “Jan Desmet hekelt Belg als dierenliefhebber”  Het Nieuwsblad, 1 december 1990

Kop: “Jan Desmets ironische kijk op de natuur”  interview De Morgen, 3 januari 1991

“Desmet streeft ongeveer hetzelfde na als zijn Nederlandse tegenhanger Midas Dekkers: de ‘relatie’ tussen mens en dier onbarmhartig blootleggen.”  CVN Krant, februari 1991

“Heel misschien zijn er bij de lezers van het boek ook verstandige wetgevers.” Het Seizoentje, maart 1991

“Met enkele pennentrekken schept Desmet juweeltjes, knap geschreven en beklijvende stukjes, die in je hoofd blijven nazinderen.”  Michel Vandenbosch in Veeweyde Plus, maart 1991

naar boven



Fragment:

De veenmol van Gezelle

Tijdje terug heb ik (1957-20??) zitten spelen met Napoleon Bonaparte (1769-1821) en Guido Gezelle (1830-1899). Het spel bestaat uit het zoeken van verbanden tussen mensen, dieren en lokaliteiten die op het eerste gezicht weinig of niets met elkaar gemeen hebben. Napoleon en Gezelle vormen zulk een onwaarschijnlijk koppel. Banale, voor de hand liggende overeenkomsten tussen beiden zijn hun mannelijk geslacht en hun strategisch talent, Napoleon met voetvolk en Gezelle met verzen. Brugge vormt ook een raakpunt. Gezelle woonde er, Napoleon kwam er in 1810 op bezoek en liet tussen Brugge en Sluis een kanaal delven. Een Guido Gezellelaan met een Café Napoleon, het bleek de speld in de hooiberg. Ik heb toen enkele diersoorten op dit duo uitgetest en belandde warempel bij… de veenmol Gryllotalpa gryllotalpa.

Op 18 juni 1815 kwam Napoleon een robbertje vechten in Waterloo. Zeventien kilometers verder, aan de Anderlechtse Poort in Brussel, wandelde op dat ogenblik de jeugdige tuindeskundige Charles Morren (1807-1858) langs de aroma’s van een rozenborder. Maar meer dan de rozen en het verre kanongebulder, bleven de duizenden veenmollen in zijn herinnering. Deze bodemdieren hadden, overstuur door de grondtrillingen, hun holletjes verlaten en kropen en vlogen in het wilde weg. In heel wat Brusselse stadstuintjes maakte men van de nood een deugd door honderden van deze schadelijk aangeschreven insecten dood te slaan.

Tot zover de liaison Napoleon-veenmol. En Gezelle? Naast gedichten schreef  Gezelle wat proza. Zijn teksten over dieren zijn in het boek ‘Uitstap in de Warande’ gebundeld. Ik zocht en vond de veenmol: “In ’t Latijn heet de veenmol gryllotalpa of kriekende mol en mole cricket in ’t Engelsch, om zijn rullend kriekend avendgezang. (…) De veenmol wordt gedood met water, olie, terpentijn of sulfer zelve in zijne woonste te gieten, daarvan slaat hij zwart uit en… sterft.” Voor de dichter die zich met het krinkelende winklende waterding de eeuwigheid inschreef, een opzienbarende passus.

De veenmol is een van de grootste insecten (35 tot 46 mm , pinkdik) van de lage landen. Zijn ondergrondse woonplaats, zijn nachtelijke levenswandel en zijn schaarse verspreiding maken hem tot een zelden te ontmoeten dier. Na de Tweede Wereldoorlog zijn in België maar een paar meldingen bekendgemaakt. Tussen 1953 en 1973 zelfs helemaal géén! In oude boeken van het slag ‘Vrienden en vijanden van den tuinman’, was voor de veenmol steevast een vedetterol als booswicht weggelegd.

Hoe het vandaag met de veenmol is gesteld, weet niemand precies. Hierdoor dringt een nieuwe spelcombinatie zich op: veenmol-België. U mag gerust meespelen. Voor de eer en de glorie van de natuurhistorie.


PS. Nadat dit stukje verscheen kreeg Jan Desmet per telefoon en briefpost talloze nieuwe veenmolvindplaatsen doorgespeeld, inclusief enkele in filmkokertjes opgebaarde veenmollen.


(© Jan Desmet)


naar boven

home site Jan Desmet