De ijsbeer van Bush


De krantenkoppen chaufferen (‘IJskap noordpool smelt steeds sneller’, 15 september 2006), de pers verhit. ‘IJsbeer dwingt Bush tot bocht’, ‘Bush omarmt bedreigde ijsbeer en erkent zo klimaatverandering’ en ‘VS zien ijsbeer als bedreigde soort’. De koning van de noordpool vloerde de machtigste president op aarde. Bush beet eindelijk in het zand, of beter, in het  smeltwater; het was de teneur van het klimaatnieuws in de dagbladen van 29 december 2006. Wie foeterde op Bush liet hoorbaar stoom af.

Door de beslissing van de VS-regering om de ijsbeer opnieuw als bedreigde diersoort in te lijsten was Ursus maritimus definitief geconsacreerd als dé mascotte van de wereldwijd gepropageerde klimaatopwarming (zie afbeelding cover La Libre Belgique 27 januari 2007). De tijd leek achter de rug dat ijsberennieuws in overtal uit zoo’s werd aangeleverd, gaande van in de zomerhitte puffende ijsberen (‘IJslollies voor lome ijsberen’) en berinnen met een drieling (‘Beregaaf!’) tot ijsberen die nu eens paars - door medicatie - (zie onder) dan weer groen uitsloegen - door de algen in hun zwembassin - (‘Groene ijsberen naar kapper’).

De milieustatus van de ijsbeer werd diezelfde 26e decemberdag het treffendst geïllustreerd door het Duitse boulevardblad Bild. Bild reserveerde driekwart van zijn cover voor een ‘Klima-schock!’ op de noordpool. Onder het portret van een ijsbeer met een in bloed gedrenkte snoet schreeuwde het blad: ‘Eisbärn fressen sich auf! Binnenin opgepookt tot ‘Eisbären werden zu Kannibalen’. De begeleidende foto’s kwamen uit arctisch Canada en voegden zich bij de berichten over ‘boswachters’ die het jaar daarvoor in Siberisch Jakoetië hadden waargenomen hoe twee ijsberen elkaar te lijf gingen (‘IJsbeer wordt kannibaal’, 23 november 2005).

IJsberen & verwarming. De reclamewereld wist er van bij haar ontstaan raad mee (zie prent boven links van de Imperial Continental Gas Association, 1910). De angst voor een klimaatnederlaag van de ijsbeer begon eind twintigste eeuw met koppen als ‘Duizenden ijsberen bedreigd door opwarming pakijs’ (27 augustus 1997), ‘Opwarming noordpool doet ijsberen vermageren’ (19 januari 1999) en ‘IJsberen bedreigd door broeikaseffect’ (18 november 1999).

Achter het eerste bericht school de milieuorganisatie Greenpeace, achter het tweede wetenschappelijk onderzoek waaruit werd geconcludeerd dat ‘het gemiddelde gewicht van de Canadese ijsbeer al met tachtig kilo is afgenomen’.

Op volle sterkte wegen ijsbeermannen 400 à 600 kilo , de berinnen blijven op de helft steken. Als het moet vasten ijsberen de helft van het jaar maar zodra het pakijs zich vormt leggen zij zich toe op hun ware specialiteit: de vangst van zeerobben. Maanden aan een stuk vreten de beren zich dan vol - hun maag biedt ruimte voor 70 kilo vlees! - met moddervette zeehonden (meest Phoca hispida, de ringel- of stinkrob). Ze moeten er om de vijf, zes dagen een eten om hun maximale gewicht te bereiken. Hun neus achterna doorkuisen ze pakijsvlaktes zo groot als Nederland en België samen. IJsberen snuiven hun prooien van op kilometers afstand, verschalken ze met list en geduld. Ook als zeerobben onzichtbaar onder een sneeuwdek liggen te pitten of op hun qui-vive door een luchtgat naar adem happen neemt de ijsbeer ze te grazen. De zeehonden op de ijsbanken weten wat ijsberen is/zijn.

Wanneer het poolijs ’s zomers afsmolt konden de volgegeten ijsberen weer lekker lang tegen een stootje. Aan de wal spijkerden zij zich gedurende drie à vier maanden bij met een portie kariboe (zo het ze lukte er een te vangen), knaagdieren, vogels, eieren, vis, aangespoelde (walvis)kadavers, stortafval (bij het Canadese poolstadje Churchill, Manitoba), bessen en planten. Maar door de klimaatopwarming boette het periodieke zee-ijs aan slagkracht in. Het werd dunner, kromp in oppervlak (aangetoond door satellietbeelden), vormde zich in de herfst langzamer en smolt op de koop toe enkele weken eerder dan pakweg dertig jaar geleden. Het voor de ijsberen broodnodige zeehondenfestijn verkortte dus in tijd, waardoor ze minder makkelijk op hun volle gewicht kwamen.

IJsberen met rammelende honger, biologen en natuurorganisaties hadden er geen goed oog in. Hun naarste dromen zagen ze werkelijkheid worden na meldingen van ijsberen die elkaar opvraten of die ver uit de kust verdronken door het verminderde ijsaanbod, een Apocalyps die koppen verwekte als ‘IJsberen zakken door het ijs’ (20 november 1999), ‘IJsberen in gevaar door broeikaseffect’ (15 mei 2002), ‘IJsbeer legt het af tegen opwarming van aarde’ (3 augustus 2002), ‘IJsberen tegen 2100 uitgestorven’ (10 november 2004), ‘IJsbeer bedreigd met uitsterven’ (21 januari 2005), ‘“Geen ijsberen meer binnen twintig jaar”’ (1 februari 2005), ‘Opwarming roeit ijsberen uit’ (idem) en ‘Het nieuwste bewijs dat de aarde opwarmt: de ijsberen verdrinken’ (12 december 2005).

Deze angstvisioenen werden versterkt door de berichten over chemische vervuiling in het hoge Noorden (‘Vervuiling bedreigt arctisch gebied’, 13 oktober 2001). Een top-predator als de ijsbeer kreeg via het vet van zeezoogdieren een hoog concentraat aan chemicaliën binnen. De bevindingen klonken onheilspellend: “De melk van ijsberenmoeders op Spitsbergen is de meest vervuilde ter wereld en de gevolgen voor haar jongen zijn dan ook rampzalig. Vooral het hormoon- en afweersysteem worden aangetast.” Toen onderzoekers meldden dat onder de ijsberen aldaar zeven hermafrodiete exemplaren met zes keer te hoge PCB-waarden in hun lichaam waren aangetroffen, sloeg de bezorgdheid toe: ‘Hermafrodiete ijsberen ontdekt op noordpool’ en ‘IJsberen met penis en vagina raadsel’ (tweemaal 30 mei 1998). Het kon best dat de tweeslachtigheid optrad na beschadiging van hun erfelijk materiaal. Of  hierdoor minder ijsbeertjes zouden worden geboren, was minder duidelijk. 

Er bestaat een gerede kans dat de media voortaan alle ijsberenonheil dwangmatig binnen de context van de klimaatverandering gaan (willen) duiden. NRC Handelsblad liet zich reeds verleiden tot het kopje ‘“Als de tv aangaat sterft een ijsbeer”’ (21 januari 2005). Het bekroonde de uitwaaierende redenering van een Brits journalist die de landelijke invoering van digitale televisie - waardoor het elektriciteitsverbruik (en de kooldioxide-uitstoot van de krachtcentrales) zou toenemen - van commentaar voorzag. Bestemd als grap of niet, het bericht toonde aan hoe prominent het lot van de ijsbeer zich in het collectieve bewustzijn had genesteld. Het was een luxe waar andere, evenzeer bedreigde maar nimmer in de media aan bod komende beren - zoals de in Azië levende lippenbeer (Melursus ursinus) -  kennelijk niet voor in aanmerking kwamen.

Kannibalisme onder ijsberen hoefde niet per se een klimatologisch bijverschijnsel te zijn. Het is geweten dat berinnen met kroost mannetjesberen zorgvuldig vermijden uit schrik dat ze hun koters afmaken. Infanticide komt bij alle 8 berensoorten voor. Er zijn na 1980 ijsberen beschreven die een nest van drie jongen uitroeiden, in een gevecht de berin mee doodden, of die een éénjarig beertje achtervolgden, afmaakten én opaten. Onderzoekers geloven niet dat ijsberen dit doen om - zoals bij leeuwen - een wijfje snel met hun eigen zaad te kunnen bevruchten. IJsberen zijn om te beginnen solitair ingestelde dieren die geen vast territorium afbakenen, waardoor belaagde wijfjes ongeremd naar alle kanten kunnen wegspurten. Ook krijgen van hun jongen beroofde berinnen niet op commando de eisprong waarmee ze de woesteling kunnen behagen. Een beer die bij een berin de drie jongen had ‘vermoord’, bevond zich na veertien dagen al op ruim 200 kilometer van het gedupeerde wijfje en maakte geen aanstalten om haar weer op te zoeken.

Het is met andere woorden nog te vroeg om moord en doodslag onder ijsberen in de schoenen van het klimaat te schuiven. Dit in mensenogen verwerpelijke gedrag zou zelfs kunnen aangeven dat infanticide en mogelijk ook kannibalisme onder ijsberen een gevolg zijn van hun… numerieke voorspoed. De voorbije decennia was de ijsberenstand  redelijk stabiel en er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat hun aantallen in vrije val zijn. Binnen dierenpopulaties vergroten hoge dichtheden sowieso de kans op conflicten voor voedsel, partners en territoria. Het doden van soortgenoten kan dan worden geïnterpreteerd als een corrigerend mechanisme om de populatie ‘binnen de perken’ te houden.

De eerste klap die de mensheid aan de ijsbeer uitdeelde kwam door het jachtlusteffect. Toen pels- en trofeejagers hun vizier op ze richtten geraakten de witte beren in de knel. Vanaf 1930 kreunde hun bestand onder de kogels. Zeker toen men ze eind jaren veertig ook vanuit sportvliegtuigjes te lijf ging. Rond 1965, op het hoogtepunt van dit bloedbad, doodden Noord-Amerikaanse geweerdragers jaarlijks een duizendtal ijsberen, los van de vele honderden beren die de eskimobevolking uitschakelde. Tellingen staafden de afneming van de soort. In 1973 was de bezorgdheid van alle naties op wiens territorium ijsberen leefden zo groot dat zij de onbelemmerde sportjacht op ijsberen onverkort afschaften. Enkel de Inuit behielden het recht om voor eigen gebruik ijsberen te doden, maar ook zij bezondigden zich aan overkill en uitwassen, verlinkt door krantenkoppen als ‘Slecht jaar voor de ijsberen van Alaska’ (2 juli 1984) en ‘Eskimo’s ruilen walrusivoor en ijsbeerhuid voor drugs’ (15 februari 1992).

In de praktijk lieten de autoriteiten van Canada en Alaska altijd een gelimiteerde berenjacht door buitenlanders toe. Groenland, onder voogdij van Denemarken, droomde daar luidop van (‘Groenland wil munt slaan uit jacht op ijsberen’ en ‘Groenland wil toeristen lokken met ijsberenjacht’ van resp. 20 april 1990 en 8 februari 2005). Een Belg die in 1990 à 3000 euro een Canadese afschotlicentie te pakken kreeg (kop: ‘Knal eens een ijsbeer neer’, 19 januari 2005), beklaagde op rijpere leeftijd zijn avontuur niet. Eerst joeg hij ‘zijn’ beer een kogel door het hart: “Hij kwam brullend weer recht en ik heb hem toen afgemaakt met een keelschot.” Als souvenir kreeg hij de trofeefoto’s en de tot vloerkleed omgewerkte ijsbeer mee naar huis.

Een organisator van ijsberenjachten in Alaska verwekte de kop: ‘“Niks leuker dan een ijsbeer afknallen”’ (24 december 2005). Zijn klanten hadden er - alles inbegrepen - 20.000 euro voor over. Zijn verklaring: “Het is het absolute hoogtepunt in de carrière van elke zichzelf respecterende jager. IJsberen zijn de grootste en gevaarlijkste beren die er bestaan. Het geeft dan ook een heerlijk gevoel als je zo’n beest kan afknallen.” Het was even heerlijk om te beseffen dat er tot vandaag lieden waren die het als een ongekende eer zouden beschouwen mochten ze de allerlaatste ijsbeer op aarde persoonlijk kunnen neerleggen. Een heldendaad  was daar niet voor vereist. Nogmaals de organisator van ijsberenafschot: “Het is helemaal niet zo moeilijk. Iedereen kan het doen. Op de ijskap kan zo’n dier zich namelijk onmogelijk verstoppen. Vanaf enkele meters los je een eerste schot, zodat het dier alvast zwaargewond is. Dat maakt het makkelijker om dichterbij te komen en vervolgens het genadeschot af te vuren.” Definitie? Decadentie tot vér onder het vriespunt.

Oktober 2000 beslisten Rusland en Alaska (Verenigde Staten) om de bescherming van de ijsbeer verder aan te scherpen (‘Ook voor ijsberen is Koude Oorlog voorbij’, ‘IJsbeer beschermd’). De sinds 1973 genomen maatregelen misten hun uitwerking niet. De ijsberen herstelden zich van circa 5.000 naar 22.000 of meer begin 21ste eeuw. Er zijn plaatsen rond de noordpool, zoals de Barentsz Zee tussen Noorwegen en Rusland waar in geen vijftig jaar op ijsberen is geschoten (kop: ‘Op Spitsbergen leven meer ijsberen dan mensen’, 8 juni 1991). Door die ademruimte kon de ijsbeer in sommige poolregio’s zijn optimum bereiken, mogelijk zelfs de lokale draagkracht overschrijden (zoals op Spitsbergen, waar meer gevallen van infanticide dan elders zijn opgetekend). Dat kan de concurrentie en conflicten om voedsel tussen de beren hebben aangewakkerd. De klimaatschok van Bild zou dan net zo goed op een (over)populatieschok kunnen wijzen.

Dé vraag die op ieders lippen brandt: zal de ijsbeer zich weten te redden/aan te passen mocht het klimaat zo snel opwarmen dat het noordpoolijs met de helft of meer inkrimpt? Wissels in het klimaat maken deel uit van het bioritme op aarde maar nu de mens - als hond in dit kegelspel - voor allerlei verrassingen en complicaties zorgt, is het weinig waarschijnlijk dat de ‘evolutie’ als vanouds haar werk zal kunnen verrichten. Wetenschappers waarschuwden voor al te sussende gedachten. Volgens een van hen kostte het de ijsbeer 400.000 jaar om uit de bruine beer te ontstaan, dus kan van de ijsbeer niet gevraagd om ‘in the space of less than 100 years’ weer in iets anders te ontwikkelen. Mochten voor ijsberen het leefoppervlak en het voedselaanbod drastisch afnemen dan lijkt het aannemelijk dat alleen de kleinste ijsberen zullen overleven. Verdwerging is een typisch evolutionaire truc om zich aan schralere leefomstandigheden aan te passen.

Anderzijds zijn niet alle ijsberen even hard van ijsgang op zee afhankelijk. Sommige populaties en de meeste berinnen brengen (veel) meer tijd aan land door dan andere, wat ze in de toekomst een stapje voor op de ‘pakijsberen’ zou kunnen geven. Ook niet uit het oog te verliezen: waar gaan de stinkrobben zich ophouden als het pakijs onder hun buiken wegsmelt? Gaan ook de robben niet naar de rotskusten en stranden worden gedreven om alzo opnieuw in ‘de armen’ van de ijsberen te belanden? Of zullen de robben in aantal afnemen doordat ze enkel nog op veilige en ijsbeervrije rotseilandjes diep in zee voor nageslacht gaan kunnen zorgen? Al met al wachten onpartijdige biologen spannende tijden.

 Heel belangrijk in het science fictionverhaal van de ijsbeer is zijn status ten opzichte van andere berensoorten. De genetische scheidslijn tussen ijsberen en bruine beren is flinterdun. Binnen de bruine beer (Ursus arctos) bestaan geografische ondersoorten die sterk in uiterlijk (grootte, vachtkleur) verschillen, van de bescheiden Aziatische of Spaanse bruine beren tot de enorme Noord-Amerikaanse grizzly’s en kodiakberen voor de kust van Alaska, waarvan de mannetjes 800 kilo durven wegen.

Volgens onderzoek zijn de genetische verschillen tussen sommige ondersoorten van de bruine beer gróter dan die tussen de grote Amerikaanse bruine beren en de ijsbeer. In dierentuinen geboren kruisingen tussen ijsberen en grizzlyberen bleken perfect vruchtbaar. Wat aangeeft dat de ijsbeer een pool(zee)variant van de bruine beren werd. IJsberen kregen een langere nek en ledematen, een witte pels en ontwikkelden zich tot betere zwemmers en grotere vleeseters (sommige grizzly’s eten evenveel vlees) dan hun familiegenoten. Door het wegsmelten van het poolijs - en de daaraan verbonden lucratieve zeehondenvangst - zouden ijsberen, die zich voornamelijk langs de kusten ophouden, meer met bruine beren in contact kunnen komen. Contacten die tot meer onderlinge concurrentie en/of  paringen zouden kunnen leiden.

Naast een ijsbeer die net als de ijskap in volume krimpt zou de ijsbeer dus weer voor een deel in de bruine beer kunnen opgaan, zeg maar al parend in een nevensoort oplossen en als witte verschijning uitsterven. Evolutie staat voor niks. Al zal de nieuwe impresario, de mens, zijn handjes moeilijk kunnen thuishouden. Daar dragen onder meer ook de witte ‘spirit bears’ aan de westkust van Canada de gevolgen van. De zwarte beer (Ursus americanus) behoort tot de succesvolste beren. Hun pelskleur wisselt van bleekbruin tot zwart maar aan de westkust van Canada (Brits Colombia) worden in een populatie van circa 1200 zwarte beren regelmatig volkomen (room)witte exemplaren geboren. Niet als albino maar door een genetische folie die sinds duizenden jaren in de populatie aanwezig is. Ze zijn net zo uniek voor Canada als de reuzenpanda’s voor China. En ze zijn zeldzamer want met minder dan 400. Op de ongerepte bossen waarin deze witte ‘spirit’ of ‘Kermode bears’ leven liet de houtindustrie haar begerig oog vallen. Daarom stellen natuurbeschermers alles in het werk om hun kaphonger dwars te zitten (www.spiritbearyouth.org). De witte Kermode beren vormen hoe dan ook het bewijs dat moeilijk in zwart-wit termen over beren(evolutie) kan worden nagedacht.

Er mag dan tot op heden geen jager het ‘genoegen’ hebben gesmaakt om de laatste ijsbeer af te schieten, enkelen kregen het in 2006 wél voor elkaar om mogelijk de allereerste in het wild geboren en getogen kruising tussen een grizzly en een ‘polar bear’ om te leggen. Hun voor de natuurhistorie duivelse exploot (genetici bewezen dat het om een echte hybride ging) haalde, inclusief een woordspelletje, wereldwijd de media: ‘Eerste Pizzly-beer neergeschoten’ (14 mei 2006).  

Indien alle klimaatprognoses kloppen wacht de ijsbeer de lastige taak om van ijsbeer naar  landbeer om te switchen. Dat lukt ze misschien mochten ze enkele grote (ontdooide) eilanden (zoals Groenland) cadeau krijgen en niet langer door trofeezucht behepte jagers tegen het lijf hoeven te lopen. In tegenstelling tot andere onder druk gezette berensoorten mag de ijsbeer rekenen op een groeiende schare bezorgde onderzoekers (www.pbsg.npolar.no) en supporters (www.ijsbeer.nl). Of zij de voorspelde Grote Dooi voor de ijsbeer verteerbaar gaan maken, zal in de komende decennia worden beslecht. Tenzij het pakijs zijn oude regime herstelt en George Bush postuum een resem ere-doctoraten krijgt aangeboden. Diep in haar hart is Moeder Natuur een ijskonijn. Reeds is de teddybeer naar een Amerikaans president vernoemd…


(© Jan Desmet, 15 februari 2007)


naar boven

home site Jan Desmet